Haar break in Amerika zit erop. Roos Rebergen is terug, bevallen en wel. Met een prachtig nieuw album op zak is ze met de band Roosbeef op 12 september ook terug in MEZZ.
Als je jong begint, zit je ook relatief jong al zeventien jaar in het vak. Ze was amper vijftien jaar toen ze Roosbeef begon, won op haar zeventiende de Grote Prijs van Nederland en zong van jongs af aan ontwapenend originele liedjes. Hoewel ze die in het begin deels in het Engels zong, schreef ik over haar eerste EP in OOR destijds dat Roos juist bijzonder oorspronkelijk is als ze in haar moedertaal schrijft en zingt.
Ze kwam de eerste jaren van Roosbeef muzikaal gezien ergens uit tussen pop, rootsmuziek en kleinkunst in. Juist met dat scherpe Nederlands onderscheidde dat destijds vanaf haar ouderlijke boerderij in het Gelderse Duiven opererende brutaal ogende meisje met dat opvallende rode piekhaar zich toen van al haar generatiegenoten. In de eigen taal was Roos puur, eerlijk, ontwapend en klonk ze, zo stond in die recensie geschreven, als een jonge, vrouwelijke versie van Krang: ‘Alle menschen werden brüder, maar ik heb er maar één. En die woont ergens anders, dus ik zit hier maar alleen.’
Naarmate Roos ouder werd, meer levenservaring kreeg en de rol van haar band belangrijker maakte, werden haar albums beter en beter. Met meer energie en steeds toffer klinkende bandjesmuziek. Gelukkig bleef ze ook altijd haar originele kijk op het leven behouden. Eigenwijs en herkenbaar verwoordt Roos dat steeds opnieuw op sublieme wijze. Met prachtige korte zinnetjes, die ze vaak herhaalt. Dat scherpe oor voor karakteristieke zinnen uit het dagdagelijkse leven deelde ze de eerste jaren met (toen nog) labelgenoot Spinvis, hoewel ze er heel anders mee omging. Een fraai voorbeeld? ‘Ik hield mijn buik voor je in, want ik ken je pas net’, uit het hoog gezongen liefdesliedje Niet Uitmaken.
Roos is vaak op haar best in liedjes handelend over innerlijke onrust en tegenstrijdigheden. Sterk is bijvoorbeeld de omschrijving van haar bovenkamer die te weinig rust vindt: ‘Ze gooien me in het diepe, zonder bandjes, zonder boot, zonder kennis of diploma, zonder slag, zonder stoot. Ik heb ze niet in de hand, die hersens van mij. Is het mogelijk dat ze gaan slapen, dat ze kruipen onder de wol, zich uitstrekken en nog eens omdraaien, omdat ik dat wil?’ Van alle onzekerheden en twijfel is ze anno 2020 nog altijd niet verlost. Toch staat ze op een paar punten tegenwoordig wel degelijk stevig in haar schoenen. ,,Ik ben over veel onzeker, maar niet over hoe ik het doe als moeder.”
Na een paar jaar in de Midwest zijn Roos, man Paul en dochter Jackie terug thuis, en dat is toch weer Antwerpen geworden. Ook haar band heeft ze weer opgetrommeld. ,,Ze waren eerst even bang dat ik alleen over mijn baby ging zingen. Dat is niet het geval. Het schrijversproces dat aan Lucky vooraf ging duurde echter wel lang. Ik wist niet goed waar te beginnen. In Amerika heb ik hooguit aan drie liedjes gewerkt. Slechts één kwam er één keer uit: Dichtbij. De andere liedjes duurden langer om te maken en zijn bijna helemaal terug in Antwerpen geschreven. Maanden heb ik met zinnen geworsteld. Ik ben pas gestopt toen alles klopte. Alle zinnen moesten zin hebben. Er zat veel in me. Bijna teveel.”
Het creatieve proces richting album was een zoektocht. ,,Ook praktisch, want hoe combineerde ik alles? Een pasgeboren baby vraagt veel van een vrouw. Dat is niet erg, maar wel een feit. Maar het is me gelukt. Dat voelt als een overwinning. Ik wist op een gegeven moment: met dat kind komt het goed, maar hoe zit dat met wat ik maak? Ik wist in de USA al dat dat in Antwerpen moest. Hier ben ik Roos, daar ben ik niemand. Amerika is goed voor mij geweest als mens. Heel leerrijk. Het klopte bovendien dat we gedaan hebben wat we gedaan hebben. En uiteindelijk kwam het ook met die liedjes goed. Muzikaal ging het daarna snel. Het album is in vijf dagen opgenomen.”
Roos Rebergen blijkt op Lucky nog altijd bijzonder goed in beeldspraak. Ook zoiets groots en benauwend als Amerika brengt ze dankzij een paar zinnen terug naar iets behapbaars. ,,Het draait om hoe ik dingen voor mezelf een plaats kan geven en daar vrede mee kan hebben. Veel zaken hebben iets menselijks. Maar in Menselijke Mensen draai ik het om. Dat is tegelijkertijd ook een anti-lied. Ik heb er vaak ook wel genoeg van, van die menselijke problemen en mezelf. Mensen zijn niet altijd leuk. Ze zijn soms verschrikkelijk. Ze zijn ook moordenaars. Ze zijn van alles. Ik vind het leuk om ook daarover te schrijven en zingen. Ik sta nog wel achter mijn oudere liedjes hoor, maar ik kom nu steeds dichter bij wat het in mijn gedachte moet worden. Voorheen was ik de clown. Dat opvallende meisje dat rare dingen zei. Nu heb ik een goede band, weet ik wat wel en niet kan en durf ik ook zaken uit handen te geven. Niet alleen maar dingen doen omdat dat het enige is wat je hebt. Dat is het leuke van ouder worden!”
Roosbeef: zaterdag 12 september in MEZZ, Breda. Ze speelt maar liefst twee shows; een vroege en een late avondvoorstelling. Er zijn nog tickets!
Tekst: Willem Jongeneelen